IK ZIE IK ZIE WAT JIJ (NOG) NIET ZIET…

 

Sinds de nieuwe beroepskracht-kind ratio die per 1 januari 2019 in werking trad, zijn veel kinderdagverblijven opnieuw gaan kijken naar hun groepsindeling. Sommigen kiezen ervoor speciale babygroepen (van 0 tot 1) te maken, anderen gaan juist over naar verticale groepen. Maar ook kdv’s die hun groepsindeling handhaven, ontkomen er niet aan om goed te kijken wat de nieuwe BKR betekent voor de samenstelling van hun groep. Dat geeft een hoop gedoe, maar biedt tegelijk ook kansen om de inrichting van de ruimte(n) nog eens kritisch tegen het licht te houden. En daarbij dan vooral te onderzoeken of die inrichting nog wel past bij de kinderen in de groep.

En dat kijken, daar wil ik het in dit blog over hebben. Jonge kinderen zien de wereld op een heel andere manier dan volwassenen. Of, om preciezer te zijn: ze zien heel andere stukken van die wereld dan grote mensen. Een onderzoek[1] waarbij kruipers en (beginnende) lopers van 13 maanden oud een apparaatje bevestigd kregen dat hun oog- en hoofdbewegingen registreerde liet opvallende verschillen zien tussen de kruipers en de lopers. De kruipers bleken gedurende ruim de helft van de tijd alleen maar de vloer te zien. Als ze al kruipend opkeken, kwamen ze gemiddeld niet hoger dan 66 cm (ongeveer 10 cm lager dan een gewone eettafel). De lopers hadden, zoals te verwachten, een veel ruimer blikveld. Ze konden niet alleen hoger kijken, maar ook verder weg, en zagen dus meer plekken in de ruimte waar ze spelmaterialen, of andere kinderen, konden vinden. Ze zagen, kortom veel meer mogelijkheden om te onderzoeken. Tegelijkertijd zagen de lopers minder dan de kruipers wat zich vlak voor hun voeten afspeelde. Misschien verklaart dat waarom je beginnende lopers nog zo vaak ziet struikelen over een blok of autootje? De lopers in dit onderzoek zagen het gezicht van de volwassene twee keer zo vaak als de kruipers.

Als je er goed over nadenkt, en vooral: regelmatig naar kinderen kijkt, zijn de uitkomsten van dit onderzoek nogal voor de hand liggend. Toch wordt er met deze kennis in kinderdagverblijven nog niet veel gedaan. En dat komt omdat er bij het inrichten van ruimten voor jonge kinderen te vaak van bovenaf wordt gekeken, met de blik van een volwassene. Het helpt al om eens door de knieën te gaan en een denkbeeldige streep op tafelhoogte door de ruimte te trekken: wat zie je onder de streep?

Een ruimte met jonge kruipers zou laag bij de grond het meest interessant en uitdagend moeten zijn. Het herkenbaar maken van speelplekken doe je dan laag bij de grond: met een kleed, een laag kastje, een element om op en af te klimmen, iets om je aan op te trekken. Spelmateriaal staat in een kastje of mand op of vlak boven de vloer. En ook decoraties hangen, in elk geval deels, op een hoogte waar de kruiper het kan zien, Of ze zijn op de grond geplakt. En ja, die pm-er zal om contact te maken met het kind, regelmatig door de knieën moeten (gelukkig zijn er tegenwoordig goede ruggensteunen).

De lopers kunnen niet alleen hoger en verder kijken, ze kunnen ook verder reiken. Dat betekent niet dat de vloer voor deze groep niet interessant is. Integendeel: juist omdat kinderen beter kunnen zien wat zich aan de andere kant van de ruimte afspeelt, zal de vloer veel gebruikt worden om van A naar B te gaan. En de vloer is een mooie oefenruimte, om behendiger te worden in lopen, klimmen, springen en bochtjes maken. Net als ons land, is die vloer vaak helemaal vlak. En hoor ik pm-ers klagen dat kinderen voortdurend op de houten garage of een stoeltje klimmen. Dat doen kinderen vanuit een natuurlijke behoefte om hun eigen fysieke mogelijkheden te onderzoeken en uit te breiden. Zorg dus voor elementen waar kinderen in of op kunnen klimmen, zoals een platform of een kruiptunnel. En ook hier geldt weer: door te kijken met kinderogen, op kindhoogte, krijg je beter zicht op waar en hoe je goede speelplekken in de ruimte creëert.

En hoe zit het dan met de jongste kinderen, de baby’s die nog niet mobiel zijn? Hun wereld is nog veel kleiner, en ze zijn nog nauwelijks in staat om die wereld zelf te manipuleren. Toch kunnen de lessen uit het beschreven onderzoek ook hier gebruikt worden. Ga eens op de grond liggen en kijk niet alleen om je heen maar ook naar boven. Hoe zit het met de verlichting bijvoorbeeld? Is die wel goed afgeschermd of juist veel te fel. Kan hij niet gewoon uit? En wat is er voor de baby te beleven: is er geschikt spelmateriaal onder handbereik, of om naar te kijken? Kan de baby de pm-er zien vanaf de plek waar hij/zij ligt?

Kijken naar kinderen, maar vooral ook: proberen te zien wat kinderen zien. Het is net zo leuk en leerzaam als het spelletje IK ZIE, IK ZIE…………………….

 

 

Ine van Liempd

 

 

 

 

[1] Krets, K.S., Franchak, J.M. & Adolph, K.E. (2014). Crawling and walking children see the world differently.  Child Development, 85(4), 1503-1518.